Gebruik dit blok om de output data van de LEGO Energiemeter af te lezen. De volgende output data kunnen door de Energiemeter worden geanalyseerd: output spanning in volt (V), output stroom in ampère (A), output vermogen in watt (W) en joules (J). Alle output waarden worden afgelezen met dezelfde resolutie als waarmee ze door de Energiemeter worden weergegeven. Gebruik het data configuratiepaneel om de output bron te kiezen: deze wordt beschikbaar in het output gedeelte genaamd 'Sensor afleeswaarde', voor verder gebruik in het programma.
Er kan een logisch signaal (goed/fout) worden verstuurd, gebaseerd op het feit of de actuele datawaarde boven of onder een activeerpunt ligt. Een activeerpunt is de specifieke waarde binnen een getallenreeks waar een wijziging van een voorwaarde ontstaat. Voorbeeld: je wilt je robot programmeren om te signaleren als het aantal joules onder de 30 komt. Het activeerpunt wordt dan ingesteld op 30.
Geef het activeerpunt aan door de schuif te gebruiken of een getal in de inputmodule te toetsen. Om het bereik (boven of onder het activeerpunt) aan te geven waarbij het 'goed' signaal opgewekt wordt, kun je de radioknoppen of het rolmenu gebruiken. De 'goed' portie van het bereik zal in kleur verschijnen, de 'fout' portie zal grijs worden.
De standaard activeerwaarde voor een 'goed' signaal wordt bereikt als niveaus lager dan 5 worden. De radioknop rechts van het bereik is actief en de schuif staat op 5. Om naar de 'goed' porties van het bereik om te schakelen (dwz. om de waarde onder 5 als 'goed' in te stellen), moet je de linker radioknop kiezen.
Je moet minstens één output dataverbinding van de datanaaf van dit blok naar een ander blok trekken om informatie te kunnen versturen.
Je kunt het Energiemeter Uit blok dynamisch regelen door dataverbindingen (vanuit de datanaven van andere blokken) met de datanaaf van het Energiemeter Uit blok te verbinden.
Open de datanaaf van een blok door op de tab linksonder op het blok te klikken nadat het in het werkgebied geplaatst is.
Dataverbindingen die input informatie naar een blok dragen, worden op de contactpunten aan de linkerzijde van de datanaaf aangesloten. Dataverbindingen die output informatie dragen, worden op de contactpunten aan de rechterzijde aangesloten.
[A] Input contactpunt
[B] Output contactpunt
[C] Getal dataverbinding (geel)
[D] Logische dataverbinding (groen)
[E] Tekst dataverbinding (oranje)
[F] Verbroken dataverbinding (grijs)
Als een input contactpunt een bijbehorend output contactpunt (zie A hierboven) heeft, zullen de input data van het input contactpunt naar het output contactpunt overgaan zonder dat ze veranderen. In dit geval kun je alleen het output contactpunt gebruiken als het input contactpunt op een input dataverbinding is aangesloten. Als je een output dataverbinding op zo'n output contactpunt aansluit zonder dat deze op een input dataverbinding is aangesloten, zal de output dataverbinding verbroken worden (en grijs worden).
Elke dataverbinding brengt een specifiek type data tussen de blokken over. Voorbeeld: als een dataverbinding vanuit een logisch contactpunt op de datanaaf van een blok getrokken wordt, kan hij alleen op een logisch contactpunt op de datanaaf van een ander blok aangesloten worden. Het schema hieronder geeft aan welk soort data elk contactpunt kan ontvangen of verzenden.
Dataverbindingen zijn herkenbaar aan de specifieke kleuren: dataverbindingen die getallen data dragen zijn geel, dataverbindingen die logische data dragen zijn groen en dataverbindingen met tekst data zijn oranje.
Als je een dataverbinding op een contactpunt van het verkeerde data type probeert aan te sluiten, zal de verbinding 'verbreken' (en grijs worden). Je kunt je programma niet downloaden als de dataverbinding verbroken is.
Als je op een verbroken verbinding klikt, kun je zien waarom hij verbroken is in het kleine hulpvenster linksonder in het werkblad.
Als een input dataverbinding een waarde overbrengt die buiten het mogelijke bereik ligt van het contactpunt waarmee hij verbonden is, zal het blok óf de waarde negeren óf in een waarde binnen het bereik veranderen. Voor contactpunten die maar enkele input waarden (bv. alleen 0, 1, of 2) toelaten, zal het contactpunt de input negeren als de waarde buiten het bereik komt.
Voor contactpunten die meerdere input waarden (bv. 0 - 100) toelaten, zal het contactpunt elke input hierbuiten weer binnen het bereik dwingen. Voorbeeld: als het Power contactpunt van een Verplaats blok een input waarde van 150 ontvangt, zal het blok de waarde in 100 veranderen (d.w.z. een getal binnen het bereik van het Power contactpunt).
Contactpunt | Data type | Mogelijk bereik | Wat de waarden betekenen | Dit contactpunt wordt genegeerd als... | |
![]() |
Poort | Getal | 1 - 4 | 1 = Poort 1, 2 = Poort 2, 3 = Poort 3, 4 = Poort 4 | |
![]() |
Activeerpunt | Getal | Spanning uit: 0.0-10.0 (V) Stroomsterkte uit: 0.0-0,5 (A) Vermogen uit: 0.0-5,0 (W) Joule: 0-100 (J) |
Waarde om tegen te vergelijken | |
![]() |
Groter / Kleiner | Logica | Goed/Fout | Logica gebruikt bij vergelijken: Goed = Groter, Fout = Kleiner |
|
![]() |
Brontype | Getal | Stand 0: Spanning uit Stand 1: Stroomsterkte uit Stand 2: Vermogen uit Stand 3: Joule |
Datanummer om type databron te kiezen | |
![]() |
Ja / Nee | Logica | Goed/Fout | Resultaat van de vergelijking | |
![]() |
Sensor waarde | Getal | Spanning uit: 0.0-10.0 (V) Stroomsterkte uit: 0.0-0,5 (A) Vermogen uit: 0.0-5,0 (W) Joule: 0-100 (J) |
Door de sensor afgelezen afgestemde waarde. |